Het voercentrum Gelderse Vallei in Woudenberg bestaat inmiddels vijf jaar. Het is het enige voercentrum in Nederland met momenteel 600 koeien, 2000 geiten en 10 agrariërs (waarvan 2 geitenboeren). Volgens deelnemer en melkveehouder Marco van der Wind is het voercentrum een succes dankzij de kleinschaligheid. “We voelen ons gezamenlijk verantwoordelijk.”

 

Aanleiding voor boeren om deel te nemen te nemen aan het voercentrum is allereerst de portemonnee, zegt Marco van der Wind tijdens de excursie van Vruchtbare Kringloop Gelderland. Ruim veertig melkveehouders worden door Van de Wind rondgeleid op het Voercentrum Gelderse Vallei. Het centrum bestaat uit 1 hectare grond vol met sleufsilo’s en een aantal voersilo’s op een bouwblok van der Wind. De melkveehouder is mede-eigenaar en betrokken geweest bij de oprichting. Samen met loonvoerder Roubos uit Leersum en mengvoederbedrijf Wolswinkel te Leusden is er in 2014 een BV opgericht.

“Na vijf jaar kunnen we concluderen dat het voercentrum echt voordelen oplevert. Een collega zei onlangs dat als hij moet kiezen hij eerder zijn melkrobot wegdoet dan dat hij stopt met deelname aan het voercentrum. De deelnemers vinden het prettig dat ze worden ontzorgd, vier keer per week krijgen ze een kwalitatief en goed rantsoen voor hun dieren geleverd.

Zelf voer inbrengen

Alle deelnemers brengen zelf hun aandeel voer in. De melkveehouders leveren hun gras, de geitenboeren brengen mais in. De deelnemende agrariërs wonen in een kring van 6,5 kilometer om het voercentrum heen en bepalen gezamenlijk aan de hand van een grasmonster (NIR-meting) wanneer wordt gemaaid. De prijs wordt achteraf bepaald op het moment van oogsten.

Een specialist maakt voor de 1e snede een ronde langs alle deelnemers en controleert op onkruiden en grasbestand. “We nemen de ruwvoerteelt serieus, vanwege de waardering die het gras krijgt. je ziet bij ons veel graslandvernieuwingen.” De opbrengsten worden na de oogst direct naar het voercentrum gebracht, gewogen en geanalyseerd en daarna ingekuild. Van de Wind: “We proberen het hele jaar rond een 1e snede in het rantsoen te houden.” Er worden 3 snedes over elkaar gekuild.

Opbrengsten vergelijken houdt scherp

Grote verschillen tussen de kwaliteit zijn er niet, wel in kwantiteit vertelt Van der Wind. “We vergelijken elkaars opbrengsten, dat houdt je scherp. De grootste verliezen ontstaan toch tijdens het in- en uitkuilen en conservering en dat gebeurt bij ons allemaal gelijk.” De eerste snede wordt zo droog mogelijk ingekuild, want ‘deze zit toch onderin de silo’. “En die suikers in de eerste snee zijn directe energie voor de koe, die wil je behouden.” De derde oogst is een nattere kuil.

De deelnemende melkveehouders krijgen maandelijks een verrekening op het voer dat ze zelf inbrengen. “We voeren 18/19 kg droge stof per/koe/dag. We zien een hogere melkproductie en betere gezondheid. Momenteel zitten er veldbonen in plaats van soja/raap in het rantsoen. We wilden bonen een keer proberen en is met het oog op ‘eiwit uit eigen regio’ een goed alternatief.” Ook aardappelpersvezels, bietenperspulp, bierborstel en ontsloten gerst gaat in de dagelijkse maaltijd van de koeien.

Voor de droge koeien stelt het voercentrum droogstandbalen samen, laag aan kali en smakelijk. Van der Wind merkt minder conditieverval bij zijn koeien door de droogstandbalen. “Ik vind het voercentrum een uitkomst. En mocht er eens een storing zijn dan heeft iedere deelnemer een aantal calamiteitenbalen in de schuur staan.”